De stoet van 1913: een consensus bereikt.

Meer dan bij een monument, maakt een stoet het mogelijk om meer en concretere gebeurtenissen op een publiek over te brengen. In wat volgt bespreken we de belangrijkste onderdelen van de stoet. Een volledige bespreking van alle negen maatschappijen en hun praalwagens zou ons te ver leiden, maar uiteraard worden de beelden van de niet-besproken delen u niet onthouden.

“En de Schelde was de bronne van al dezen rijkdom en pracht…”1 

In de twaalfde en dertiende eeuw begon Antwerpen zich steeds nadrukkelijker te profileren tussen de grote spelers der commerce: de Italianen, de Hanzekooplieden en de Engelsen. Maar een verschuiving in handelssystemen – met name veroorzaakt door oorlogsvoering en tolheffingen – maakte dat Antwerpen haar meerdere moest erkennen in Brugge.2 Pas in de zestiende eeuw zou Antwerpen dan eindelijk uitgroeien tot wat haar ligging aan de Schelde haar altijd had voorbestemd te zijn: de handelsmetropool van Europa!

Dit terugkerende teleologische perspectief op het Scheldeverhaal – het idee dat het altijd in de sterren geschreven stond dat een gehucht aan de Schelde zou uitgroeien tot dé handelsmetropool van Europa – verhult ‘toevalligheden’ die een doorslaggevende rol hebben gespeeld in die ontwikkeling.        
Zo werd Brugge aan het einde van de vijftiende eeuw het slachtoffer van een handelsblokkade, opgelegd door de pas gevestigde Habsburgse dynastie. Buitenlandse handelaren die Brugge moesten verlaten, verplaatsten hun activiteiten naar de Scheldestad.3   
Zo legde de leegloop van Brugge de kiem voor de Antwerpse economische bloei – en de culturele uitstraling die daarmee gepaard ging.

  1. A. Hans, De Schelde Vrij, 131.

  2. H. De Smedt et al., "Zilt succes", 113.

  3. H. De Smedt et al., "Zilt succes", 116.