Ontginning door ‘Kaffers’
ONTGINNING DOOR 'KAFFERS'
Antwerpen is niet altijd het centrum geweest van de diamanthandel tot kort voor de Juweelenstoet had Amsterdam nog de bovenhand. Volgens Karin Hofmeester in ‘Shifting trajectories of diamond processing: from India to Europe and back, from the fifteenth century to the twentieth’ had Amsterdam in 1896 een totaal van 9447 diamantafwerkers, terwijl België er in 1899 er maar 3092 had. Dit is een groot verschil dat snel werd weggewerkt in de 10 jaar die daar op volgde. Tegen 1910 had Antwerpen er minstens 10000 en was dit in Amsterdam gezakt naar ongeveer 9000. In het volgende decennia groeide het verschil tussen de twee aanzienlijk. Antwerpen groeide naar 13500 diamantafwerkers en Amsterdam zakte naar 6250 werkers. Antwerpen had vanaf 1920 officieel terug het voortouw genomen in de diamant verwerking. Dit hadden ze te danken aan meerdere factoren met ontginning in de Belgische kolonie op nummer één. Sinds de annexatie van Congo in 1908 door de Belgische overheid werd Congo bezit van België. Voorheen was Congo privé-eigendom van Leopold II. Voor 1920 moest België ruwe diamant importeren van Zuid-Afrika dat toen in handen was van de Britten. In 1910 kwamen de eerste diamanten uit Congo aan in de toekomstige hoofdstad van de diamant. 1 Deze nieuwe stroom van de grondstof zorgde ervoor dat de Antwerpse diamantindustrie een extra stapje voor was op de rest. Een groot deel van het voordeel van de havenstad tegenover Amsterdam kwam van hun kolonie. België kende een groot economisch succes vanwege hun kolonie. Dit was niet hetzelfde voor Congo. De Congolese bevolking werkte door onder dwangarbeid van de private bedrijven in Congo, ondanks dat dwangarbeid verboden werd onder het koloniale charter tussen 1908 en 1914. Het verbod werd niet gehandhaafd en daar oogstte België de vruchten van. Deze systematische uitbuiting heeft gezorgd voor gevolgen op zowel korte en lange termijn. Congo voelt nog steeds de economische en infrastructurele gevolgen van de dwangarbeid die bijna geleden begon. Congo heeft nog steeds een politiek en economisch instabiel klimaat, door onder meer het wegnemen van een groot deel van de werkende demografie voor te werken in de mijnen. Dit zorgde ervoor dat de economieën van kleine lokale dorpen instabiel werden en zaken als dwangarbeid, geweld van de staat en het gebruik van gevangenschap als politiek middel voort werden gezet nadat Congo onafhankelijk is geworden.
-
BALOLE Christian Via, "Le travail forcé au Congo (1960–2001): entre décolonisation du droit et vestiges du joug du droit colonial belge", Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis/Revue d'histoire du droit/The Legal History Review, 92/3-4, 2024, 499-531.↩
- LIPPENS Count, "The Belgian Congo", Journal of the Royal African Society, 38/153, 1939, 419-426.
- HOFMEESTER Karin, "Economic Institutions and Shifting Labour Relations in the Indian, Brazilian, and South African Diamond Mines", in: Karin HOFMEESTER en Pim DE ZWART (red.), Colonialism, Institutional Change, and Shifts in Global Labour Relations, Amsterdam University Press, 2018, 67-108.
Hoe werd dit (niet) erkent in de Juweelenstoet? Er reden twee praalwagens die de oorsprong van ruwe diamanten eerden: één voor Congo en één voor Zuid-Afrika. Uit het programmaboekje dat onder het woord ‘officieel’ werd uitgebracht kunnen we de verhouding tussen kolonie en kolonisten afleiden. De tekst die extra uitleg geeft over de praalwagens beschrijft het ontginningsproces in Zuid-Afrika als volgt: “Deze arbeid wordt gedaan door inboorlingen – meest Kaffers – onder het toezicht van ‘prospectors’.” Van hier af wordt het zaak, goed toe te zien, of deze inboorlingen niet het middel vinden om steenen, waarop zij bij toeval de hand leggen, te ontvreemden. Daarom worden zij bij’t verlaten van de mijn aan zeer nauwgezette lichamelijke onderzoeken onderworpen”.4 De Zuid-Afrikanen worden hier beschreven als kaffers en dieven. Kaffers is een term die gebruikt werd origineel gebruikt door Arabische handelaren voor ongelovigen. De term was lange tijd neutraal tot het de betekenis voor onbeschaafd of onbeschaafde kreeg in het Nederlands. Het is een geladen woord dat sinds de afschaffing van de apartheid in Zuid-Afrika verboden is. De van het programmaboekje schrijver (en een groot deel van de bevolking) keek dus neer op de Zuid-Afrikaanse werkers. Het gebruik van het woord ‘ontvreemden’ of stelen toont ook aan dat in die tijdsgeest de grondstoffen en het land werkelijk als eigendom werd gezien van de kolonisten. Nu zou snel de vraag gesteld worden of je wel kunt stelen wat oorspronkelijk je eigendom is. De praalwagens dienen dus niet als een eerbetoon aan de bevolking van de kolonies voor hun werk en bijdrage aan de welvaart van de kolonisten. Het is eerder een eerbetoon aan de kolonisten die de ‘onbeschaafden’ uitbuiten en onder dwangarbeid welvaart vergaren. Het gedrag dat plaatsvond in de kolonies en nu als mensonterend zou gezien worden, werd niet bekritiseerd, maar juist gevierd aan de hand van een mooie praalwagen.
-
Stad Antwerpen, “Juweelenstoet: Gedenkboek (1923),” Historische Oefeningen 2, accessed May 12, 2025, https://histoef2.flw.uantwerpen.be/items/show/2777.↩