De mythe rond 1302

De legendarische Guldensporenslag op 11 juli 1302, ook wel bekend als “de Slag bij Kortrijk”, kreeg doorheen de Belgische en Vlaamse geschiedenis een kneedbare betekenis. Wat oorspronkelijk een middeleeuws militair conflict was met complexe oorzaken, werd in latere eeuwen voorgesteld als een heroïsche veldslag van het Vlaamse verzet tegen Franse overheersing. Deze simplistische interpretatie van 1302 wordt door historici de laatste 25 jaar bekritiseerd.

In 2002 vierde Vlaanderen de zevenhonderdste verjaardag van de Guldensporenslag. Dit jubileum gaf aanleiding tot een stroom van nieuw wetenschappelijk onderzoek over 1302. Sommige geschiedschrijvers kozen ervoor de bronnen opnieuw te bestuderen en op basis daarvan een genuanceerde, hedendaagse constructie te maken. Archeologische vondsten leverden bovendien nieuwe inzichten op over de juiste locatie van de veldslag.[1] Tegelijkertijd groeide ook de interesse in de betekenisgeving van 1302. Sommige historici stelden zich kritisch op tegenover de ideologisch-politieke invulling die aan de Guldensporenslag werd gegeven, in het bijzonder door de Vlaamse Beweging. Ze waren minder geïnteresseerd in de historische feiten zelf, maar vooral in de betekenis die 1302 later kreeg. Zij betogen dat de Guldensporenslag complexer was dan een ‘Vlaamse onafhankelijkheidsstrijd’. Sterker nog, volgens Lambrecht is er in de feiten en in de vroegste literatuur geen enkel spoor van een ‘Vlaams karakter’. In essentie was 1302 een feodaal conflict tussen een leenheer (de Franse koning) en zijn vazal (de Graaf van Vlaanderen). Het was zeker ook geen ‘klassenstrijd’, zoals soms door socialisten werd beweerd.[2] De Guldensporenslag was dus een complex historisch feit, waarover nog steeds druk gedebatteerd wordt in de academische wereld.

De kritische benadering roept een fundamentele vraag op: wanneer begon de mythevorming rond de Guldensporenslag en waarom kreeg die zoveel politiek-ideologische kracht? Volgens historici Veronique Lambrecht en Jo Tollebeek ligt het startschot van de definitieve canonisatie van de Guldensporenslag in 1838, bij de uitgave van de historische roman De Leeuw van Vlaanderen, geschreven door Hendrik Conscience – ook wel “de man die zijn volk leerde lezen” genoemd. Conscience baseerde zijn boek hoogstwaarschijnlijk op een het succesvolle schilderij De Slag der Gulden Sporen, gemaakt door Nicaise de Keyser.[3] Na 1838 nam de Guldensporenslag een vaste plaats in het collectieve geheugen van Vlaanderen.[4] 

Conscience begint zijn roman met een oproep aan de Vlamingen:

“Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg, bij de roemrijke daden welke hetzelve bevat, wat Vlaanderen eertijds was - wat het nu is - en nog meer wat het worden zal indien gij de heilig voorbeelden uwer Vaderen vergeet!”[5]

Deze zin markeert het begin van de toeëigening van 1302 door de Vlaamse Beweging: de Guldensporenslag werd nadien steeds enger verbonden met de Vlaamse zaak en kreeg meer en meer een anti-Belgische en Vlaams-nationalistische lading. Er werd een parallel getrokken tussen de Belgisch ‘verfranste’ staat en de Franse overheersing uit 1302.[6] Ook gaf Conscience aan de mythe rond 1302 een aantal heroïsche hoofdfiguren, zoals Pieter de Coninck en Jan Breydel, die later ook gretig werden geëerd in de cultus rond de veldslag.[7] Nog steeds zijn er Antwerpse straten naar hen vernoemd. De Leeuw van Vlaanderen was echter geen wetenschappelijke geschiedschrijving. Conscience vermengde feit met fictie en gebruikte betwistbare methodes, die de toets van de hedendaagse historisch kritiek niet zouden doorstaan. Het verhaal dat Conscience had gecreëerd werd echter door zijn lezers aangenomen als historische waarheid en zou de visie van de Vlamingen op de veldslag definitief vormgeven. De mythe was een feit geworden.[8]

Historica Veronique Lambrecht merkt hierbij op:

“Geschiedschrijving is een machtig instrument. Geschiedschrijvers bepalen niet alleen wat in aanmerking komt om overgeleverd en herinnerd te worden, ze bepalen eveneens hoe iets herinnerd zal worden.” En dat “een gegeven – of het nu feit of fictie of een combinatie van beide is – door de historiograaf op perkament werd vastgelegd, kreeg dat gegeven de status van waarheid.”[9]

Hoewel de cultus van de Guldensporenslag al vroeger was begonnen, nam deze na 1838 nieuwe proporties aan. De mythe rond 1302 zou de daaropvolgende decennia steeds herhaald en herbevestigd worden, in de kunsten bijvoorbeeld. De bekende schilder James Ensor wijdde in 1895 een kunstwerk aan de Guldensporenslag. Maar ook in geschiedenisboeken werd de veldslag opgenomen, zoals blijkt uit een handboek van 1899: “Wij, Vlamingen, zijn fier, de afstammelingen te zijn dier helden van 1302. In ons ook vloeit dat bloed, dat koken en bruischen zou, wanneer ons geloof, onze vrijheid, ons vaderland in gevaar zouden verkeeren.” De mythe rond de betekenis van de Guldensporenslag werd een ‘historisch feit’ dat een vaste plaats kreeg in het Vlaams collectief geheugen tot de dag van vandaag. De stoeten en herdenkingen die vanaf de 19e eeuw werden georganiseerd, zijn hiervan een duidelijke uiting.[10]

[1] Despriet Phillippe, “Kortrijk in 1302: een geactualiseerd beeld”, in: Raoul C. Van Caenegem, 1302 : feiten & mythen van de Guldensporenslag, Antwerpen: Mercatorfonds, 2002, p.159-169.

[2] Lambrecht, Veronique, “De Guldensporenslag van Fait-Divers Tot Ankerpunt van de Vlaamse Identiteit (1302-1838) : De Natievormende Functionaliteit van Historiografische Mythen.” p.389.

[3] Cardon Bert, Bart Stroobants, “De uitbeelding van de Guldensporenslag” in Raoul C. Van Caenegem, 1302 : feiten & mythen van de Guldensporenslag, Antwerpen: Mercatorfonds, 2002, p.171.

[4] Lambrecht, Veronique, “De Guldensporenslag van Fait-Divers Tot Ankerpunt van de Vlaamse Identiteit (1302-1838) : De Natievormende Functionaliteit van Historiografische Mythen.” p.389.

[5] Tollebeek Jo, “Over de herdenking van de Guldensporenslag”, Ons Erfdeel, Jaargang 45, 2002, 577.

[6] Hoppenbrouwer, P.C.M., “1302-2002. De Guldensporenslag en zijn nagalm in de moderne tijd”, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Jrg. 119, nr. 2, 2004, p. 160-161.

[7] Hoppenbrouwer, P.C.M., “1302-2002. De Guldensporenslag en zijn nagalm in de moderne tijd”, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Jrg. 119, nr. 2, 2004, p. 160-161.

[8] Ibidem.

[9] Lambrecht, Veronique, “De Guldensporenslag van Fait-Divers Tot Ankerpunt van de Vlaamse Identiteit (1302-1838) : De Natievormende Functionaliteit van Historiografische Mythen.” p.389.

[10] Tollebeek Jo, “De cultus van 1302: twee eeuwen herinneringen”, in: Raoul C. Van Caenegem, 1302 : feiten & mythen van de Guldensporenslag, Antwerpen: Mercatorfonds, 2002, p.222.