conclusie
CONCLUSIE
De Juweelenstoet van 1923 functioneerde niet enkel als een feestelijke optocht rond de Antwerpse diamantsector, maar weerspiegelde bredere ideologische en politieke dynamieken van haar tijd. De stoet bracht op een theatrale manier de triomf van Antwerpen als wereldcentrum van de diamanthandel in beeld, een positie die grotendeels te danken was aan de koloniale exploitatie van Congo. De koloniale praalwagens toonden de hiërarchische verhouding tussen blanke ingenieurs en Afrikaanse arbeiders en legitimeerden zo een systeem van ongelijkheid en uitbuiting. Het spektakel verheerlijkte de rol van de koloniserende macht en presenteerde koloniale arbeid niet als uitbuiting, maar als bron van nationale welvaart en trots.
Daarnaast weerspiegelde de stoet ook een sterk gevoel van nationalisme. De Belgische kroon, de aanwezigheid van het koningspaar en de herdenking van historische figuren zoals Lodewijck van Bercken, gaven uitdrukking aan een verhaal van nationale eenheid en grootsheid. Hoewel er weinig expliciete Vlaamse symbolen aanwezig waren, liet de stoet zien hoe België zichzelf wilde presenteren als een trotse natie, gedragen door Antwerpen als economische motor. Het benadrukken van Belgische superioriteit in de diamantsector in vergelijking met andere landen en vroegere centra versterkte dit nationalistisch discours. De Juweelenstoet was zo niet alleen een stedelijk, maar ook een nationaal prestigeproject, waarin Antwerpen werd opgevoerd als symbool van de Belgische welvaart en vooruitgang.
De Juweelenstoet kan daarom gelezen worden als een samenspel van koloniale, nationale en lokale trots. Het was een publiek spektakel dat economische macht en culturele superioriteit visualiseerde en legitimeerde.