De 'Vrijmaking' van de Schelde en de Antwerpse identiteit

Waarom is de ‘Vrijmaking van de Schelde’ zo belangrijk voor de Antwerpse Kamer van Koophandel dat deze organisatie zich vijftig jaar na datum zich nog altijd engageerde om deze gebeurtenis te vieren? Om die vraag te beantwoorden is het nodig om terug te gaan naar de zestiende eeuw, ook wel gekend als de Antwerpse ‘Gouden Eeuw’. In deze periode was de stad door middel van scheepvaart over de Schelde uitgegroeid tot een belangrijke schakel in de internationale goederenhandel. In deze periode maakte de stad verschillende veranderingen door en om deze veranderingen te rechtvaardigen tegenover de bredere bevolkingslagen ontwikkelde de handelsgemeenschap een retoriek waarin het welzijn van de Antwerpse stad onlosmakelijk verbonden werd aan de internationale handel.1 
Het aspect van ‘Vrijmaking’ van de Schelde deed haar intrede op momenten dat diezelfde handelsgemeenschap haar inkomsten geschaad zag worden op momenten dat de vrije handelsdoorvaart over de Schelde belemmerd werd. Enkele voorbeelden van dergelijke belemmeringen zijn de blokkade van de Schelde tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog tussen de Spaanse Habsburgers en de Zeventien Provinciën (1568-1648, maar de vrije doorvaart bleef belemmerd tot 1795), de belemmering ten gevolge van de Continentale Blokkade die Napoleon ten overstaan van Groot-Brittannië afkondigde (1806-1815) en de Scheldetol na de Belgische Onafhankelijkheid (1830-1863). In deze perioden pleitte de handelsgemeenschap voortdurend voor het ‘vrijmaken’ van de Schelde, achter de schermen omdat dergelijke belemmeringen hun eigen inkomsten schaadden, maar in het publiek omdat het blokkeren van de Schelde een aanval op de Antwerpse eigenheid en welvaart was.2 

  1. Zie: Van Damme, "Scladis geketend", 493-496.

  2. Zie: Greefs, "Van formeel vrij tot tolvrij", 558-560; Van Damme, "Scaldis geketend", 496-502.

Na haar oprichting in 1802 vormde de Antwerpse Kamer een belangrijke ontmoetingsplaats voor die handelsgemeenschap, waardoor de Kamer zelf ook doordrongen raakte van het idee dat de ‘vrijheid’ van de Schelde noodzakelijk was voor het welzijn van de stad. Zeker ten tijde van de Scheldetol, die Willem I oplegde aan de nieuwe Belgische staat na 1830 was de Kamer een belangrijke stem in het streven naar de ‘vrijmaking’ van de Schelde.3 
Over de termen van ‘vrijmaking’ en ‘sluiting’ van de Schelde bestaat er echter, zowel in de geschiedenis als in de historiografie, discussie. De Schelde is immers ten tijde van het discours rond de Schelde nooit fysiek gesloten geweest. De rivier en de handelsvaart over de rivier was weliswaar niet tolvrij, maar ze was wel ‘vrij’. Vanuit de Kamer werd de befaamde Scheldetol echter wel gezien als een beperking van de Antwerpse vrijheid en welvaart.4 

  1. Zie: Greefs, "Van formeel vrij tot tolvrij", 556-558.

  2. Zie bijvoorbeeld: Van Damme, "Scaldis geketend".

Omdat de Kamer zo’n groot belang hechtte aan de Schelde als cruciaal element van de Antwerpse stedelijke identiteit organiseerde ze in 1863 een feestweekend om de afkoping van de Scheldetol, in hun ogen de bevrijding van de Antwerpse eigenheid en welvaart, te vieren. Zelfs 50 jaar later vonden zij het nog altijd relevant om de band tussen stad en rivier te vieren ten opzichte van het volk te benadrukken en daarom organiseerden zij in 1913 de feesten die in deze exhibit besproken werden. Om de Antwerpse bevolking te doordringen met deze identiteitsconstructie haalde de Kamer hét ultieme medium om bredere bevolkingslagen te bereiken van stal: de historische stoet. Daarmee heeft de Kamer zich aangesloten bij een rijke negentiende-eeuwse traditie van volksonderricht, creatie van een breder historisch bewustzijn en verspreiding van specifieke identiteiten. Daarmee heeft de Kamer bijgedragen aan de vorming van een identiteit die vandaag de dag nog steeds van toepassing is op Antwerpen: havenstad, handelsstad, Scheldestad.

De 'Vrijmaking' van de Schelde en de Antwerpse identiteit